dinsdag 13 augustus 2013

Sleetse knuffels




Op brocantemarkten trekt oud speelgoed altijd mijn aandacht. En dan vooral de oude knuffels; oude beren, hondjes, lammetjes. Hoe sleetser, hoe aandoenlijker ik ze vind. Immers, hoe kaler ze zijn, hoe meer liefde ze hebben gekend. Ze voeren mij naar mijn geliefde wereld van de kinderlijke fantasie.
Mijn eerste beer ging overal met mij naar toe. Het was geen gewone beer, maar, eigenzinnig als ik was, een bijzondere. Het was een koalabeer, met zo’n platte neus,  die ik zelf  voor mijn verjaardag had uitgezocht. Zijn oren en rug waren rood, zijn buik wit. Een echte naam had ik hem niet gegeven. Hij was gewoon Koala. Dat was genoeg.
Overdag was hij mijn geliefde vriend, die samen met mij vele avonturen beleefde. Als ik ging slapen, kwam hij, moe, maar intens gelukkig, dicht tegen mijn wang aan liggen. 
Door het zonlicht vervaalde het diepe rood van zijn rug en oren , en raakte het helder wit van zijn buik vergeeld.  Het vuil, dat in de loop der jaren aan hem verkleefde, bezorgde Koala een nogal ongezonde grauwe kleur. Het kon mij niet deren. Ik hield van mijn vriend zoals hij was, en hij van mij.
De staat waarin Koala op een gegeven moment verkeerde, was echter zorgwekkend te noemen. Zijn hoofd kwam los te zitten, door al mijn intens geknuffel.  Koala knikte op een dag alleen nog maar een instemmend ja, of schudde een heftig nee, al naar gelang de stemming.
Ook raakte hij, tot overmaat van ellende, flink verwond. Het stiksel, dat dwars over het midden van zijn bollig buikje liep, liet los en de vulling, een soort stro, vermengd met rijst, kwam geregeld met kleine beetjes naar buiten. Mijn moeder deed nog een verwoede poging om met naald en draad de schade te beperken, met als gevolg een vervaarlijk uitziend litteken. Het was en bleef mijn vriend, gehavend of niet. De primitieve lapmiddelen werkten helaas maar tijdelijk. Koala veranderde van een blij beertje in een mistroostig scharminkel. Zijn blik werd steeds droeviger, leek zelfs smekend, alsof hij uit zijn lijden verlost wilde worden.
De fysieke gesteldheid van Koala werd meer dan erbarmelijk, maar ik kon geen afstand van hem doen. Hoe sleetser, valer en triester hij eruit kwam te zien, hoe meer ik van hem ging houden. Maar het lot was onafwendbaar. Er was geen redden meer aan. Op een dag gaf ik Koala een knuffel te veel. Zijn hoofd liet los. Koala was, na lang en dapper volhouden, uiteindelijk toch overleden.
Ik moest afscheid nemen van de beer die mij zoveel trouwe diensten had bewezen. De liefdevolle kameraad, die altijd naar mijn verhalen had geluisterd, vol begrip en geduld. Die vriend die er altijd voor mij was, die alles met mij deelde; mijn blije, verdrietige en eenzame momenten.
Van zijn opvolgers kan ik mij niet veel herinneren. Waarschijnlijk hebben ze niet  kunnen tippen aan mijn allereerste grote liefde, mijn Koala. De beer die mij trouw overal volgde, die mij in al mijn verhalen en dromen vergezelde.
Inmiddels heb ik in mijn huis diverse oude knuffels.  Zij houden, samen met mij, de gedachte aan Koala in ere.


Een knuffelgroet van Vlinder