zondag 19 februari 2012

Nova Zembla

Het is een ijskoude ochtend, maar laat mij niet weerhouden om een rondje om het meer hard te lopen. Nimmer loop ik zonder mijn begeleiding; mijn hond en mijn muziek. Dit keer galmt "Nova Zembla"  van Armin van Buuren mijn gehoorgang in. Als ik bij het meer ben aangekomen, verblindt de spiegeling van de zon in de watervlakte mij. Hier en daar zijn er nog ferme ijsplaten te zien. Ik waan mij werkelijk op de poolvlakte. Een meneer met oorwarmers spreekt mij aan.
"Helpt ie ook?" vraagt hij, wijzend op mijn belgische kameraad. Ik zie het hem zeggen. Horen die ik hem niet. Ik heb immers oordoppen in.
"Elke dag meneer!" denk ik, maar ik zwijg. Hij zou mij niet begrijpen. Zou ik hem moeten uitleggen dat mijn hond, mijn herder, mijn gids is, mij door zware tijden heeft getrokken en mij nog steeds helpt in moeilijke momenten. Zij leidt mij letterlijk en figuurlijk langs schijnbaar onbegaanbare paden. Nee, als ik dat allemaal moet gaan uitleggen, sta ik hier een stief kwartier. En ik wil door met mijn reis, mijn expeditie! Ik ren door en antwoord de meneer met de oorwarmers met een glimlach. Hij zal het er mee moeten doen.
Wat is de natuur in de vroege morgen toch prachtig! Het lijkt nog indrukwekkender dan anders; het imposante ijsmeer, de watervogels, het verstijfd riet. Ben ik dan toch op de poolvlakte beland?

zondag 5 februari 2012

Duizelingwekkend avontuur

Naast hem kan ik met een gerust hart dagdromen. Ineens word ik opgeschrikt door een vreemde beweging. Ik hoor Rots iets mompelen dat duidt op weinig goeds. Ik open mijn ogen en zie ons loodrecht op de linker vangrail af gaan. "Houd je vast!" zegt Rots, terwijl hij zijn rechterarm beschermend voor mij houdt. Ik weet niet waar ik mij aan vast moet houden, maar ik ben in ieder geval wel op de harde klap, die het ongetwijfeld gaat geven, voorbereid.
Het beeld herken ik. Ik heb dit wel eens gedroomd, maar toen opende ik mijn ogen voor de klap aan kwam. Nu heb ik mijn ogen al open. Ze te sluiten is zinloos. Ik zet mij schrap. Dan volgt de klap, minder hard dan verwacht. De auto spint in de rondte om vervolgens tegen de rechter vangrail tot stilstand te komen. Zon krijgt een paniekaanval. Ik weet haar rustig te krijgen.
Als Rots ziet dat het goed met ons is, stapt hij uit om de schade op te nemen. "Verder rijden is geen optie", zegt hij even later. We zitten bovendien muurvast in een berg sneeuw. Hij pakt zijn telefoon en sommeert Zon en mij uit de auto te gaan. Het lokt mij niet echt. Buiten vriest het meer dan 20 graden en achter de vangrail loopt het stijl naar beneden. We hebben echter geen keus. Buiten zie ik dat de auto behoorlijk aan barrels ligt. Zon belt haar vriend en ik bel Maan, mijn broer en een paar lieve vrienden. We zijn blauw van de kou als politie en sleepdienst arriveren. 
Terwijl de auto wordt getakeld, bedenk ik mij dat ik geen moment angstig was. Het verbaast mij. Een echte held ben ik nooit geweest. Ik heb duizelingwekkende achtbanen altijd gemeden. Zon niet, die vindt zulke dingen prachtig. Nu het echt was, vond ze het allemaal minder.
Ik kende zoveel angsten, maar nu niet meer. Ik ben veranderd. Ik heb de dood al in de ogen gezien, wellicht komt het daardoor. Waar ik voorheen compleet in paniek zou zijn geschoten, blijf ik nu kalm en stil.
Wederom hebben mijn beschermengelen fantastisch werk verricht. Wederom ben ik hen eeuwig dankbaar. Hopelijk geraken ze mij niet moe!